De afwijkingsvergunning: alle strijdigheden gladgestreken ?!?

Soms beslist de Raad van State iets wat afwijkt van wat je denkt te weten. Zoals de regel dat afwijken van het bestemmingsplan expliciet moet gebeuren: de afwijkingsvergunning. Of is de Raad van State alleen deze ene keer wat soepeler geweest? Uitspraak 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2975.

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend om iets te verbouwen aan een pand. De eigenaar had iets meer aangevraagd dan hij vergunningvrij mocht bouwen. Het hele bouwplan was daarom niet meer vergunningvrij, maar vergunningplichtig. De gemeente vond de geringe overschrijding acceptabel. Vergund werd het bouwen in afwijking van artikel 16.2 onder b. van het bestemmingsplan.

De buurvrouw was het daar niet mee eens en vocht de vergunning aan. Zij betoogde onder meer dat het bouwplan op veel meer punten in strijd was met het bestemmingsplan dan waarvoor de gemeente vergunning had verleend.

Merkwaardig genoeg veegt de Raad van State dit argument heel makkelijk onder tafel met de volgende overwegingen:
Daargelaten of het bouwplan op meer punten in strijd is met het bestemmingsplan dan de in de vergunning nadrukkelijk genoemde bouwregels van het bestemmingsplan, is de vergunde afwijking van het bestemmingsplan niet beperkt tot de in het besluit van 14 juli 2016 genoemde bouwregels. Op grond van het dictum van het besluit is vergunning verleend voor het gehele bouwplan, dus inclusief alle afwijkingen van het bestemmingsplan.”

De aanleiding kan zijn dat de zaak ging om een “kruimelgeval”. Normaal gesproken is de Raad van State nogal streng en formeel. Het wettelijk systeem gaat ook niet uit van ontheffingen uit de losse pols.

De aanvraag tot afwijkingsvergunning moet voldoen aan allerlei indieningsvereisten. Onder meer moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn voor de ruimtelijke ordening. De gemeente moet dat ook toetsen. Verder waren “onderhandse” of “impliciete” vrijstellingen altijd uit den boze. Dat was in strijd met de rechtszekerheid, een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. En hoe kan een belangenafweging kloppen als de gemeente niet vermeldt wat ze afweegt?

Als een besluit niet klopt zijn er drie kansen. De bestuursrechter kan een besluit ondanks een gebrek in stand laten indien aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. De rechter kan het besluit vernietigen. Of de rechter geeft de gemeente gelegenheid om gebreken te herstellen (de zgn. ‘bestuurlijke lus’).

De enkele opmerking, dat wanneer afwijking is verleend, daarmee alle afwijkingen uit het bouwplan zijn vergund, ook als ze niet worden benoemd, lijkt mij wat kort door de bocht. Het is nu afwachten of deze uitspraak over de afwijkingsvergunning een eendagsvlieg is, of de start van een bestendige lijn.