Dwangsom, verbeurte en verjaring

Toen de dwangsom werd ingevoerd in het bestuursrecht werd aangesloten bij de regeling van de burgerlijke rechtsvordering. Die houdt onder meer in dat de bevoegdheid om een dwangsom te innen verjaart na zes maanden.

Veel gemeenten bleken geen grip te hebben op die verjaringstermijn. Ze dachten bijvoorbeeld dat ze eerst de uitslag van het hoger beroep konden afwachten en daarna pas stappen hoefden te zetten om de dwangsom in te vorderen. Nee dus. Althans niet in alle gevallen.

Je zou denken dat het met de huidige hulpmiddelen, zoals een elektronische agenda of een softwarepakket met een takenlijst, het niet moeilijk moet zijn om termijnen te bewaken. Heeft het geen prioriteit? Voelt niemand zich verantwoordelijk? Het blijft gissen.

Om verjaring tegen te gaan zou men de werkwijze (het primaire proces) kunnen verbeteren. De wetgever koos voor een andere oplossing, namelijk om in het bestuursrecht de verjaring van dwangsommen te stellen op een jaar. Geeft dat voldoende armslag? Nee, het gaat nog steeds regelmatig mis. Een recente uitspraak van de Raad van State geeft een voorbeeld.

De gemeente had iemand voor drie overtredingen drie lasten opgelegd met eenmalige dwangsommen voor een totaal van € 30.000,–. Er was een begunstigingstermijn gesteld, die afliep op 12 juli 2016.

Een controleur van de gemeente had op 30 augustus 2016 geconstateerd dat de overtredingen niet waren beëindigd. Bij besluit van 9 november 2016 heeft de gemeente het bedrag van  € 30.000,– ingevorderd. Op 17 augustus 2017 werd uitstel van betaling verleend.

De aangeschrevene ging in beroep maar kreeg bij de rechtbank ongelijk. Hij stelde hoger beroep in bij de Raad van State en voerde aan dat de dwangsommen waren verjaard. De gemeente gaat ervan uit dat de dwangsommen op 30 augustus 2016, de datum van controle, zijn verbeurd en daarom de bevoegdheid tot invorderen is verjaard op 31 augustus 2017.

De Raad van State geeft appellant gelijk. De aard van de lasten – het betreft het opheffen van een voortdurende overtreding – brengt mee dat indien niet binnen de begunstigingstermijn aan de lasten wordt voldaan, de dwangsommen van rechtswege worden verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is beëindigd. Uit de controle van 30 augustus 2016 blijkt dat niet aan de lasten is voldaan. Gelet op de aard van de overtreding zijn de dwangsommen op 12 juli 2016 van rechtswege verbeurd. Dat betekent dat de verjaringstermijn afliep op 13 juli 2017.

De Raad van State had al eerder uitgemaakt dat een invorderingsbesluit de verjaring niet stuit.

Hieruit volgt dat de bevoegdheid tot het invorderen van de verbeurde dwangsommen is verjaard. De Raad van State vernietigt echter niet de uitspraak van de rechtbank en de besluiten van de gemeente.

De Raad van State constateert dat de opgelegde en verbeurde dwangsommen eenmalige bedragen betreffen, zodat geen nieuwe dwangsommen meer kunnen worden verbeurd. Aan de besluiten tot het opleggen van de lasten onder dwangsom, het invorderen van verbeurde dwangsommen en het verlenen van uitstel van betaling komt dan ook geen betekenis meer toe. Appellant kan niet langer worden verplicht tot betaling van de dwangsommen. Hij heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. Zijn hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard wegens het wegvallen van procesbelang.