Krapte woningmarkt: wie mag na een scheiding in de huurwoning blijven wonen?

Bij een echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap komt het regelmatig voor dat beide ex-partners met uitzondering van de ander in de huurwoning wensen te blijven. Wie krijgt het ‘thuisvoordeel’? Wie mag na een scheiding in de huurwoning blijven wonen?

Het belang om in de huurwoning te blijven kan groot zijn. Op dit moment is in Nederland sprake van een grote krapte op de woningmarkt. Het tekort aan (huur)woningen is de afgelopen jaren behoorlijk opgelopen. Het wordt steeds moeilijker om een ander huis te vinden. Het is dus belangrijk om te weten wie na de scheiding in de huurwoning mag blijven.

Medehuurderschap

Het is allereerst niet van belang op wiens naam de huurovereenkomst staat. Op grond van artikel 7:266 BW lid 1 BW is ook de echtgenoot of geregistreerd partner van de huurder die de huurovereenkomst heeft gesloten automatisch medehuurder. Dit zolang diegene in de huurwoning zijn hoofdverblijf heeft. Een medehuurder krijgt dezelfde rechten en plichten met betrekking tot de huurwoning als de huurder.

Het kan dus voor de huurder, die aanvankelijk wellicht de enige huurder was, onzeker zijn of hij in geval van een scheiding in de huurwoning kan blijven wonen. Als beide ex-partners het huurrecht toebedeeld wensen te krijgen, kunnen zij ieder de rechter verzoeken om als uitsluitend huurder te worden aangemerkt (artikel 7:266 lid 5 BW). Bij een scheiding hebben zij beiden evenveel recht op de woning.

Belangenafweging

De rechter kan het huurrecht aan een van de ex-partners toebedelen. De rechter zal een belangenafweging maken en in dit kader rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Dat brengt in de regel mee dat belangen van uiteenlopende aard in aanmerking worden genomen.

Die belangen kunnen enerzijds van financiële aard zijn, zoals de mogelijkheid om de huur te betalen, de wens om te mogen blijven genieten van een relatief lage huurprijs, de financiële mogelijkheden om elders betaalbare passende woonruimte te vinden en de kosten verbonden aan een verhuizing. Maar anderzijds zijn die belangen vaak ook – in ieder geval ten dele – van subjectieve aard. Bijvoorbeeld de gehechtheid aan de woonruimte, de mogelijkheid of wenselijkheid dat de kinderen (bij de verzorgende ouder) in de woning kunnen blijven wonen, de afstand van de woning tot familie, school of werk of aanpassingen die aan de woning verricht zijn met het oog op de werksituatie of lichamelijke gesteldheid van een van de echtgenoten of geregistreerde partners.

De afweging van deze en andere omstandigheden is voorbehouden aan de rechter. Die moet de vrijheid hebben om, hoewel meerdere argumenten ten gunste van de ene ex-partner pleiten, toch doorslaggevend gewicht toe te kennen aan een bepaald belang van de andere ex-partner.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.