Roldeuren, overtreding of niet?

Soms hoef je geen rechten te hebben gestudeerd om de uitslag van een procedure goed te kunnen voorspellen. Vaak bestaat er echter een verschil tussen juridisch denken en gewoon denken. Het is fijn wanneer een juridische redenering leidt tot een resultaat, waarbij ook de leek zich prettig voelt. Zoals in het geval van de roldeuren.

De appellant in deze zaak woont tegenover een veldschuur. De eigenaar van de veldschuur had in 2014 in een van de gevels in bestaande openingen overheaddeuren aangebracht. Volgens appellant was er sprake van bouwen zonder vergunning. De appellant vroeg om handhaving tegen deze overtreding.

De gemeente Deurne wees het handhavingsverzoek af. Volgens de gemeente was het realiseren van de overheaddeuren vergunningsvrij toegestaan. Volgens de rechtbank was dat standpunt niet juist, maar had de gemeente het verzoek niettemin terecht afgewezen. Voor het oprichten van de schuur was een bouwvergunning verleend in 1966. Zowel de gemeente als de eigenaar was de bouwvergunning kwijt geraakt. De rechtbank trok hieruit de conclusie dat niet meer kon worden vastgesteld of het realiseren van de overheaddeuren een overtreding inhield. Volgens de rechtbank was de gemeente daarom niet bevoegd om handhavend op te treden.

Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat een vergunning uit 1966 was uitgewerkt.

De Raad van State was het met de rechtbank eens dat vergunningvrij bouwen was uitgesloten. De veldschuur was geen hoofdgebouw. Op het perceel stond geen hoofdgebouw, zodat de veldschuur evenmin kon worden aangemerkt als bijbehorend bouwwerk. Voor het aanbrengen van de overheaddeuren was een omgevingsvergunning vereist.

Het staat vast dat de bouwvergunning voor de veldschuur is verleend in 1966. Nu het gaat om een oude vergunning, waarvan al lange tijd geleden gebruik is gemaakt, is het volgens de Raad van State niet aannemelijk dat de schuur nog niet geheel conform de vergunning was afgebouwd. Ook is niet aannemelijk dat de bouw pas met de plaatsing van de overheaddeuren in 2014, dus 48 jaar later, is voltooid. De Raad van State vindt het daarom niet aannemelijk dat de overheaddeuren in overeenstemming zijn met de in 1966 verleende vergunning.

Voor zover de eigenaar zich op het standpunt stelt dat deze bouwvergunning niettemin grondslag bood om de overheaddeuren te realiseren, ligt het op zijn weg om dat aannemelijk te maken. Volgens de Raad van State zal de eigenaar hierin niet kunnen slagen, nu hij, zoals hij ter zitting heeft bevestigd, de bij de vergunning behorende tekening niet kan tonen.

Simple comme bonjour. De conclusie is dat er van moet worden uitgegaan dat de overheaddeuren een overtreding opleveren. De gemeente heeft zich ten onrechte niet bevoegd geacht om daartegen handhavend op te treden. Het hoger beroep is gegrond.