Testament en bewind

Af en toe kom je in een testament een bijzondere regeling tegen, zoals bewind. De overledene, we noemen die ook wel erflater, heeft dan zijn vermogen geheel of gedeeltelijk nagelaten aan iemand die naar zijn mening niet zelf het beheer over de nalatenschap kan voeren. In het testament kan dan iemand worden benoemd tot bewindvoerder. De erflater kan aan het bewind allerlei bijzondere voorwaarden verbinden. Bijvoorbeeld over de manier waarop het vermogen moet worden belegd en de manier waarop uitkeringen kunnen worden gedaan aan de erfgenaam. Vaak zullen daar goede redenen voor zijn. Bijvoorbeeld, omdat de erfgenaam niet goed in staat is om zijn financiën te beheren of omdat iemand gemakkelijk te beïnvloeden is en anderen daarvan misbruik kunnen maken.

De redenen voor zo’n bewind kunnen echter ook tijdelijk zijn. Wanneer iemand bijvoorbeeld verslaafd was, kan het zijn dat die verslaving overwonnen is tegen de tijd dat de erfenis vrij valt. Dan staat nog steeds dat bewind in het testament, terwijl de reden ervoor eigenlijk is vervallen. Het is niet zo eenvoudig om dan van zo’n bewind af te komen. In de wet staat om te beginnen, dat de erfgenaam zelf pas na vijf jaar aan de rechtbank kan vragen om het bewind op te heffen. Voor die tijd kan echter ook de bewindvoerder aan de rechter voorstellen om het bewind te laten vervallen. Dan is de erfgenaam dus afhankelijk van de medewerking van de bewindvoerder. Wanneer dat een professional is, zal hij of zij daar objectief naar kijken. Is de bewindvoerder echter familielid, dan kan dat problemen opleveren als er allerlei familieverhoudingen een rol gaan spelen.

Het komt ook wel eens voor, dat een erfgenaam al voor het overlijden van de erflater beschermingsbewind had. Er is dan door de kantonrechter een bewindvoerder aangesteld om de financiën van de betrokkene te beheren. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van een geestelijke beperking. Ook wordt beschermingsbewind wel ingesteld als iemand heel makkelijk verplichtingen aangaat die zijn financiële mogelijkheden te boven gaan. Wanneer dan vervolgens een erfenis opkomt waarin ook een bewind is vastgelegd bij testament, zijn er dus twee vormen van bewind. Vaak zal het dan ook nog gaan om twee verschillende bewindvoerders. Professionele bewindvoerders moeten uiteraard worden betaald. In feite worden er dan dubbele kosten gemaakt. In zo’n situatie ligt het voor de hand om eerder dan na vijf jaar het testamentaire bewind op te heffen. Of in ieder geval dezelfde bewindvoerder aan te wijzen voor zowel het testamentaire bewind als voor het beschermingsbewind.

Dat wordt natuurlijk alweer moeilijker wanneer in het testament er ook nog bijzondere bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het beheer van vermogen en het doen van uitkeringen. Dergelijke bepalingen gaan niet één op één over naar een bewindvoerder op grond van beschermingsbewind. Daar valt dan echter nog wel weer een mouw aan te passen. Dit omdat de kantonrechter de regels voor een testamentair bewind kan aanpassen op grond van onvoorziene omstandigheden.

Wilt u hierover meer informatie? Neem dan contact met mij op.