Uitleg van eigen regels en toelatingsplanologie

 

Het komt nog al eens voor dat overheden een merkwaardige uitleg geven aan regels die ze zelf hebben gemaakt. Zodra een bestuursorgaan iets wil aanpakken of toelaten, wordt een interpretatie gegeven met een doelredenering. Gemeenten maken zich hieraan regelmatig schuldig bij de toetsing aan bestemmingsplannen. En waarom zou je afwijken van een eenmaal ingezette koers, als je daarin ook kunt volharden tot aan de Raad van State?

In deze zaak had de gemeente de betrokkene een last onder dwangsom opgelegd om het bedrijfsmatige gebruik van de woning in strijd met de woonbestemming te staken. Betrokkene exploiteert in de woning een administratiekantoor. Hij had daar jaren gewoond, maar was 10 jaar geleden met zijn gezin verhuisd en stond op dat andere adres ingeschreven. Hij kwam regelmatig in de woning om te werken en bleef er soms slapen.

Volgens de gemeente was een beroep aan huis alleen toegestaan als de ondernemer de woning tevens permanent bewoont. Dat was hier al 10 jaar niet meer zo. Bovendien besloegen de beroepsmatige activiteiten volgens de gemeente een grotere oppervlakte dan de 50 m2 die het bestemmingsplan toeliet. De gemeente trad daarom handhavend op.

De betrokkene kreeg in bezwaar geen gelijk van de gemeente, maar in beroep wel van de rechtbank. De rechtbank volgde hem in zijn stelling dat het beroepsmatig gebruik niet in strijd was met het bestemmingsplan. Ook had de gemeente niet aannemelijk gemaakt dat het administratiekantoor meer dan 50 m2 beslaat. Het college van B&W liet het er niet bij zitten en tekende hoger beroep aan bij de Raad van State.

Volgens de gemeente volgde uit het samenstel van de bestemmingsplanbepalingen dat beroepsmatige activiteiten alleen waren toegelaten als het gebouw tevens werd gebruikt als woning. De Raad van State volgde het college hierin niet. De planvoorschriften gaven een alternatieve opsomming van het toegelaten gebruik. Een beroep aan huis mocht, mits de woonfunctie bleef behouden.

Uit deze bepalingen volgt niet dat die woonfunctie ook daadwerkelijk moet worden benut. Bij bestemmen van gronden gaat het om toelatingsplanologie, waarbij geen verlichting bestaat tot het realiseren van de bestemming. In de woning was een zithoek, een eethoek, verschillende slaapkamers met bedden en kledingkasten, een keuken, een badkamer en een wasmachine aanwezig. De woning was nog steeds geschikt om er te verblijven. Medegebruik als administratiekantoor heeft niet tot gevolg dat de woonfunctie wegviel. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het beroepsmatig gebruik niet in strijd was is met het bestemmingsplan.

Evenmin was duidelijk hoe de gemeente er toe kwam dat meer dan 50 m2 in gebruik was. Uit de controlerapporten bleek niet hoe groot de ruimten van het kantoor waren. Het feit dat bezoekers soms gebruik maakten van andere ruimten, zoals de entree, de keuken en het toilet, betekent niet dat deze vertrekken in hun geheel moeten worden aangemerkt als werkruimten, nu deze eveneens een rol kunnen spelen bij de woonfunctie.

Ook het argument dat in de loop der jaren veel mensen ingeschreven hadden gestaan in de woning kon de gemeente niet baten. Volgens de Raad van State ging het slechts om een postadres. Dat leidt niet tot een concreet ruimtebeslag en heeft geen gevolgen voor de woonfunctie.

Het hoger beroep van de gemeente was ongegrond. Ook andere (proces)partijen willen nog wel eens doelredeneringen gebruiken, als dat in hun straatje te pas komt. Maar moet je dan ook doorgaan tot in hoogste instantie? Laten we het er op houden dat niets menselijks de overheid vreemd is. Een geruststellende gedachte, want dan houden de advocaten werk.