Vertrouwen, gelijkheid en feiten

De laatste tijd leek er iets meer ruimte te komen voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. In een recente uitspraak van de Raad van State worden de touwtjes echter weer strak aangetrokken.

Iemand was in 2000 eigenaar geworden van een perceel op een recreatiepark waar een recreatiewoning en vrijstaande bijgebouwen stonden, die waren gebouwd zonder vergunning. In 2015 stuurt de gemeente een voornemen om handhavend op te treden. De eigenaar dient tegen dat voornemen een zienswijze in. Er worden wat brieven gewisseld, waarin de gemeente schrijft dat van handhaving zal worden afgezien indien voor de woning een omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

De eigenaar vraagt een vergunning aan voor het legaliseren van de recreatiewoning, maar die wordt afgewezen wegens strijd met het bestemmingsplan. De oppervlakte van een recreatieverblijf mag maximaal 60 m2 bedragen en deze recreatiewoning was 100 m2. Ook zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan. De gemeente is niet bereid af te wijken.

De eigenaar vecht de weigering aan. De Raad van State spreekt zich uit over de aspecten vertrouwen, gelijkheid en feiten.

Vertrouwensbeginsel. De gemeente had de eigenaar geschreven dat van handhaving zou worden afgezien indien een vergunning wordt aangevraagd en de woning ook voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en het beeldkwaliteitsplan. Volgens de eigenaar mocht hij daarom verwachten en vertrouwen dat hij de vergunning zou krijgen.

De Raad van State ziet dat anders. In de brieven van de gemeente staat alleen dat van handhavend optreden wordt afgezien indien een vergunning wordt aangevraagd. In deze brieven staat niet dat deze vergunning ook zal worden verleend. Deze brieven bevatten dus geen concrete toezeggingen over het verlenen van een vergunning. Daaraan kunnen geen rechtens te honoreren verwachtingen worden ontleend.

Gelijkheid. Volgens de eigenaar is de weigering in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat voor twee andere percelen wél vergunning is verleend. Volgens de gemeente zijn voor die twee andere locaties fouten gemaakt, zodat deze vergunningen (deels) onterecht zijn verleend. Voor een burger lastig te verteren, maar de Raad van State heeft hier een vaste koers over. Het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat de gemeente een gemaakte fout moet herhalen.

Feiten. De eigenaar voerde nog aan dat de rechtbank is uitgegaan van onjuiste feiten. Ook daar heeft de Raad van State een standaardoverweging voor. Dat kan niet leiden tot vernietiging van de uitspraak, want deze feiten zijn niet dragend geweest voor het oordeel van de rechtbank.